welkom in siebengewald hertogdom kleef stadt goch gemeente weeze schepenbank afferden schenk van nydeggen gemeente bergen provincie limburg hertogdom gelre/gulik
Sevengewalt - Zevenghewaet
De Geschiedenis van Siebengewald
Uit het dagboek van Jan Terpstra
DE BELT ALS EVACUATIEOORD
't Begon te regenen. De witte vlag voorop, trokken we moe, maar volhardend tegen de bui in naar de Belt. Aan onze ogen trokken voorbij de boerderij van Goossens, Olieslagers, Harry Urselman, Nul Urselman. ’t Nieuw Erf, De Spóre, de Kamp, alles ouwe bekende in deze streek. Zouden wij dit alles nog terugzien ??
In de stromende regen , onder de modder, kwam de school van de Belt in zicht. Pastoor Stoot kwam ons al tegemoet. Maar de school was vol en we moesten zelf kwartier zoeken. Doch eerst bij de kachel uitrusten en warmen. Men onthaalde ons gul op koffie met boterhammen. Zelfs eigen teelt tabak was voorradig.
Meester Koppers had al gauw kwartier bij Matthes Dinnissen gevonden. De Broenens trokken naar De Vrij, waar ze later bij Hannes van Oyen onderdak kregen. De vrouw des huizes was diezelfde morgen begraven, tengevolge van een tragisch ongeluk. Tinus Broenen kwam bij Fritske Sanders onder. Nu restten nog ons gezin en het gezin van Meester Vullings. Onze boden kwamen terug en riepen: naar Wim Jacobs op de Belt!
Wij konden het hier zien liggen. Wij konden dus op de Belt blijven in de buurt van de school. Siebengewald immers was veilig en hier waren wij meer dan 8 km van de gevaarlijke Maas. Stoelen werden gebracht en een tafel, en voor wij het wisten zaten wij rond de dis en werden onthaald op soep, aardappelen, vlees, groenten en nagerecht. We zaten weer rond een werkelijke tafel en aten weer van borden. Stro mochten wij nu gebruiken zoveel we wilden. Jacobs vond het beter nieuw stro te halen bij Dinnissen, want hij had oud stro, omdat hij nog niet gedorsen had. Tussen twee houten schotten, juist op manslengten van elkaar, werd het nieuwe bedje gespreid. Dekens werden afgeladen en uitgelegd. Achter ons lagen vredig de varkens in hun hokken, waar negen jonge spruiten op tijd voor kamermuziek zorgden. Rechts van ons stonden 9 koebeesten, die hun weldadige warmte en geur over de beest- en mensenstal uitspreidden. Een achterkeukentje, voorzien van een klaverbladkacheltje zorgde voor een gezinslokaaltje, waar gekookt, gebakken en soms ook gezongen kon worden. Het gezin van Jacobs is in een slag van 9 personen naar 15 uitgebreid, plus de drie Duitse soldaten van de “Schreibstube”.

De Engelsen schoten Heyen, Afferden en Bergen grotendeels plat. We hopen dat dit een doel heeft en we misschien toch nog gauw bevrijd zullen zijn. Het zaklicht dat moeder altijd bij haar had lichtte ieder bij, totdat ze er goed en warm onder lagen. Ik zelf hield nog even inspectie en dan was het “wel te rusten”.
De volgende dag trokken we naar de Beltschool naar de HL.Mis. Langs alle wegen en paadjes zag men mensen hiernaartoe lopen. De school was propvol. Er waren dagen bij dat er 850 Communies werden uitgedeeld.
Later werd via Jacobs ook de notaris Hulsebosch van Gennep met zijn familie bij Hekerman ondergebracht. Op sommige avonden als alles gezellig bij elkaar zat werden wel eens liedjes gezongen en zelf gecomponeerde, zoals het lied van :

                                                 DE BELT
                              Wij kwamen hier met pak en zak,       
                                  we roken eigen teelttabak,
                            we zijn nog steeds vol goede moed,  
                               al trof ons leed en tegenspoed.

                                Wij blijven gaarne op de Belt,
                             we zijn op ’t kampstro erg gesteld,
                               bij Jacobs is ’t nog altijd goed,
                               en ook bij Wienen en zijn Moet.

                                Compleet is weer het hele stel,
                          want Jaques verscheen ook op ’t appél,
                           de kostbaas heeft een zwijn geslacht,
                             en Fritske heeft ons wijn gebracht.


De volgende dag; 3 november 1944 bracht minder goede tijding. Siebengewald moest evacueren. Wij hadden twee en een halve week hier tussen hoop en vrees geleefd, telkens een verlossing verwachtend. Twee dagen later had het uur van afscheid geslagen. Zij, die met ons zo gul en gastvrij alles gedeeld hadden wat zij bezaten, stonden bleek en stil bij ons, wetend, dat hun over enige dagen hetzelfde lot beschoren zou zijn. Handen werden gedrukt. Om nog iets te zeggen waren de ogen te vochtig, de tong te lamgeslagen. Wij gingen…